Financiële draagkracht en liquiditeitsbeheer: Welke opties?
De wet van 15 juli 2013 betreffende het goederenvervoer over de weg regelt in België de toegang tot het beroep en de markt, zoals vastgelegd in de Europese verordeningen 1071/2009 en 1072/2009.
Mobility Package
Het Mobility Package bepaalde dat vanaf 2022 transportbedrijven die voor rekening van derden werken en gebruikmaken van motorvoertuigen of voertuigcombinaties met een maximaal toegelaten massa (MTM) van meer dan 2,5 ton, over een transportvergunning moesten beschikken. Voorheen was deze vergunning, volgens de Europese regels, enkel vereist voor voertuigen (of combinaties) met een MTM van meer dan 3,5 ton.
In België bleef deze aanpassing grotendeels onopgemerkt, aangezien hier al een vergunning verplicht was voor transportactiviteiten voor rekening van derden met voertuigen die een nuttig laadvermogen van meer dan 500 kg hebben. Hierdoor had de Europese verlaging van de drempel (van 3,5 ton naar 2,5 ton) weinig impact op Belgische transporteurs, aangezien de meeste voertuigen met een MTM van meer dan 2,5 ton een nuttig laadvermogen van meer dan 500 kg hebben.
Toch bestaat er een beperkte groep voertuigen die ondanks een MTM van meer dan 2,5 ton, toch maar een nuttig laadvermogen van 500 kg of minder hebben. Dit betreft hoofdzakelijk voertuigen die zijn “gedetareerd”.
Op 30 november 2023 publiceerde het Belgisch Staatsblad de Ordonnantie van 23 november 2023 van de Brusselse regering, die subtiele wijzigingen aanbracht in de verplichting tot het verkrijgen van een transportvergunning voor rekening van derden. Eerder had Vlaanderen al een soortgelijke wijziging doorgevoerd via het Decreet van 10 maart 2023, en Wallonië volgde met het Decreet van 10 januari 2024.
Hierdoor wordt in de wet van 15 juli 2013 nu expliciet vermeld dat elke onderneming die toegang wil krijgen tot het beroep van wegtransporteur, of dit beroep uitoefent, moet voldoen aan de voorwaarden inzake vestiging, betrouwbaarheid, professionele bekwaamheid en financiële draagkracht, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 1071/2009. Dit geldt voor transportactiviteiten met voertuigen of voertuigcombinaties die een nuttig laadvermogen van meer dan 500 kg of een maximaal toegelaten massa (MTM) van meer dan 2,5 ton hebben.
De voorwaarden voor financiële draagkracht zijn voor alle Belgische transporteurs identiek: € 9.000 voor het eerste voertuig en € 5.000 voor elk extra voertuig.
België heeft er dus niet voor gekozen om gebruik te maken van de door de Europese regelgeving toegestane lagere bedragen (€ 1.800 en € 900) voor bedrijven die lichte bedrijfsvoertuigen gebruiken.
Verder geldt er een boete voor het ontbreken van een transportvergunning: een onmiddellijke inning van € 1.500, ten laste van de transporteur.
Daarnaast geldt het principe van mede-aansprakelijkheid, waardoor ook de opdrachtgever verantwoordelijk kan worden gesteld!
Financiële draagkracht in de praktijk
Geen enkele transporteur kan negeren dat financiële draagkracht een van de vereisten is om toegang te krijgen tot het beroep van wegtransporteur.
In België verplicht de wet elke transporteur om een garantie te verkrijgen bij een financiële instelling of een verzekeringsmaatschappij. De bank of verzekeraar stelt zich daarbij hoofdelijke borg voor de transporteur bij de betaling van bepaalde specifieke schulden.
Daarnaast kan de financiële draagkracht ook worden aangetoond via een waarborg in contanten bij de Deposito- en Consignatiekas.
In Vlaanderen wordt deze borgstelling volledig gereserveerd als garantie voor schulden die voortvloeien uit:
Levering van materiële goederen en diensten, zoals:
a) Banden en andere verplichte onderdelen en accessoires van voertuigen;
b) Herstellingen en onderhoud van voertuigen;
c) Prestaties van rijdend personeel;
d) Brandstoffen;
Vervoerscontracten, zowel hoofdaanneming als onderaanneming
Niet-betaling van heffingen verschuldigd aan het ITLB
De borgstelling mag daarentegen niet worden gebruikt als garantie voor schulden die voortkomen uit financieringsoperaties, leasing of lease-financiering.
In Wallonië en Brussel, vanwege het gebrek aan politieke reactie op de uitspraak van de Raad van State van 11 juli 2016, kan de hoofdelijke borgstelling enkel worden aangewend voor schulden die verband houden met hoofdaannemings- of onderaannemingscontracten in het transport.
Met uitzondering van het ITLB blijven alle andere leveranciers van goederen en diensten uitgesloten van de garantie via een borgstelling!
Bankwaarborg en financiële gevolgen
Het storten van € 9.000 voor het eerste voertuig en € 5.000 per extra voertuig bij de Deposito- en Consignatiekas vormt een aanzienlijke belasting op de liquiditeit van transporteurs. De negatieve financiële impact van dit verplichte kapitaalbeslag is aanzienlijk, zeker in een sector waar de cashflow traditioneel al onder druk staat.
Evenzeer heeft een bankgarantie onvermijdelijk een effect op de leencapaciteit of de kredietlijn die een bank bereid is toe te kennen aan een transportbedrijf. Het is zelfs waarschijnlijk dat de bank extra (persoonlijke) garanties zal eisen om zich als hoofdelijke borg op te stellen.
Bij een cashflowbeheerberekening kan het gebruik van een verzekeringsformule een oplossing bieden om de liquiditeit, de bankkredietlijn of de leencapaciteit te beschermen.
In dit kader heeft UPTR intensief meegewerkt aan de ontwikkeling van een op maat gemaakte oplossing voor alle transporteurs, inclusief KMO’s en zelfstandige vervoerders. Deze oplossing is voordeliger dan bancaire alternatieven, zowel qua tarieven als door vereenvoudigde acceptatiecriteria.
UPTR en het bedrijf Eurocaution, gespecialiseerd in garantieverzekeringen en financiële waarborgen, gevestigd in het Groothertogdom Luxemburg, zijn trots om u de oplossing E-cautio.Transport voor te stellen, met een exclusief voorkeurtarief voor UPTR-leden.
Aarzel niet om contact op te nemen via info@e-cautio.eu.